Toneel

Het was in een oud schoolgebouw, twee tieners wachtten ons op bij de deur. “Moeten we een mondkapje op in de gangen?”, vroegen we. “Als u daar gelukkig van wordt”, giechelden zij. In de donkere ruimte hadden wij de laatste tweezitbank te pakken; ons huishouden lieten we in de zachte kussens zakken. Ik kon mij niet heugen dat ik theaterlampen zag brandden, maar het stak iets in mij aan; hier met jou naar deze voorstelling te gaan, al was er de helft van de tijd niets van te verstaan.

Tieners brachten een ouderwets Grieks tragedie naar eigentijds puberkomedie; met lange armen, snelle spreekstemmen en wijde gewaden. Ze wisselden decors in ongeveer donker, struikelden, herrezen en gniffelden om wat wij niet zagen. Theaterblagen. Scenes bleken te kort om in te leven en zenuwen te moedig om te beven.

Achter ons lagen de twee repen chocolade als beloning en het plukboeket dat op onze eigen tafel eindigen zou. Ik wist vroeger ook niet wat ik met bloemen aan moest, maar ze horen er wel bij. Net als het digitaal publiek. Ze vergaten soms te muten, waardoor we jouw vader in een verte hoorden praten. Jij appte vlug dat ie zijn geluid uit moest laten.

Daar liep onze tiener; nooit eerder deze jaren een jurk gedragen, maar voor het hogere doel nu toch de knieën bloot. Wat word je groot. “Oh, mijn Goden!”, riep de groep uit. In hun theatrale poging vanuit een bovenaards de mens te scheppen naar handzaam model. Dat leek mij nogal een uitdaging. Volgens mij begreep ik niet helemaal de strekking, noch de plot, maar het was een genot.

Al die slungelige pubers die te snel hun tekst uitspogen, die dat streepje spotlight net gedoogden; ongemak uitstraalden terwijl ze stonden te stralen en daarna als vanouds een knuffel kwamen halen. Wat kan een mens opstijgen van trots, met als startbaan een tweezitter in een donker lokaal. Volgens mij was het ergens na de McDrive dat de verfrissing van het ijs me weer deed neerdalen. Maar vanuit de hoogte heb ik helder kunnen overzien wat overal het uitzicht verfraait, waar het echt om draait. Niet om wat ingestudeerd is en in kostuums wordt gebracht, maar om hoe je in de context naar elkaar lacht. In dat donker, als je meubelstukken en gedachten uitwisselt. Smiespelt om wat er anders ging, maar toch goed. Zodat je alles blijft durven, wanneer iemand daarna het licht weer aan doet.

Zoals in dat veilig proeflokaal hoop ik dat het leven voor je gaat zijn, groots en overzichtelijk klein. Soms een tragedie, maar vooral omdat het daarna ook weer een komedie kan zijn.