Dirigent Hans de Wilde. Foto: PR
Dirigent Hans de Wilde. Foto: PR

Afscheid koordirigent Hans de Wilde met megakoor

Over bezieling in muziek, slagroom en Rossini        

BRONCKHORST/ZUTPHEN - Koordirigent Hans de Wilde neemt na 17 jaar afscheid van het 100-jarige Cappella Bronckhorst. De meezinguitvoering van Petite Messe Solenelle van Rossini op 8 februari in de Hanzehof zal het laatste stuk zijn dat hij voor dit koor dirigeert. De 300 zangers (vaste koorleden en gastzangers) sluiten met dit concert niet alleen het jubileumjaar van het koor af. Het zal voor De Wilde ook het slotakkoord zijn van het gevarieerde repertoire, dat hij met Cappella Bronckhorst ten gehore heeft gebracht. Na het concert zal hij het stokje overdragen aan de nieuwe dirigent: Rob Kaptein.

Waarom heeft Hans de Wilde ervoor gekozen juist op dít moment afscheid te nemen van Cappella Bronckhorst?
"Ik zag dat jubeljaar aankomen met al dat moois dat we gingen organiseren. En ik dacht: 'Krijg ik na het Rossini-concert weer hernieuwde energie om met élan door te gaan?' Ik twijfelde daaraan. En als je dat doet, moet je daar conclusies aan verbinden. Als dirigent moet je er voor 100% zijn. Kun je dat niet leveren, dan doe je mensen te kort. Concrete nieuwe dingen die ik met de vrij te vallen tijd ga doen zijn er nog niet. Maar ik verkeer in de luxe positie dat dat niet hóeft. En ik weet zeker dat zich weer iets anders interessants voor gaat doen. Dat is het gekke met die dingen; als je iets afsluit en je stelt je open, dan komt er vanzelf weer iets op je pad."

Hoe is Hans de Wilde in het vak terecht gekomen?
"In mijn jeugd bezocht ik samen met mijn zus de zondagschool van het Leger des Heils. Op zeker moment werd daar een optreden verzorgd door een brassband. Daar was ik zwaar van onder de indruk. Ik vroeg aan mijn vader: 'Welke van deze toeters kunnen het luidst?' Mijn vader wees op de trompet en zei: 'Dan moet je die nemen'. In de tijd dat ik muzikaal opgroeide was die Leger-des-Heils-traditie nog heel erg op de Engelse koor- en brassbandtraditie geënt. Er werd veel gemusiceerd en in de diensten speelde het vierstemmig zingen van vertaalde Engelse hymnes een centrale rol. Zó ben ik erg van die klank gaan houden."

Hans de Wilde had een moeizame schoolcarrière. Conservatorium leek er aanvankelijk niet in te zitten. Na het LBO ging hij naar de middelbare Tuinbouwschool. Hoewel die opleiding niets met muziek te maken had, kijkt hij toch met veel plezier en waardering terug op de school in Frederiksoord. "Die periode is heel vormend voor mij geweest. Ik had goede, fijne docenten, die veel voor me hebben betekend. Toen ik mijn eerste uitvoering van de Mattheus Passion leidde, heb ik mijn docent Nederlands Frits van der Bij gebeld. Ik zei tegen hem: 'Frits, jij bent iemand geweest voor mij; je hebt verschil gemaakt. Ik wil heel graag dat je komt luisteren naar mijn eerste uitvoering van de Mattheus. Nu kan ik iets voor je terugdoen. Ik wil je laten horen wie ik ben geworden'."

Na de Middelbare Tuinbouwschool dient de dienstplicht zich aan. "Tijdens mijn militaire dienst had ik het voorrecht om in de Militaire Kapel te gaan spelen. Dat was bijzonder, want daar zaten muzikale toppertjes. Ik zat niet op het conservatorium, maar mocht toch aansluiten. Mijn maten overtuigden me van mijn kwaliteiten. Het begon te kriebelen. Ik woonde in Zwolle en ging regelmatig vlakbij het conservatorium op een bankje zitten en zag jongens met trombones, trompetten en hoorns op hun rug de deur binnen lopen. Uiteindelijk dacht ik: 'Ik moet het gewoon proberen. Als ik dat niet doe, heb ik spijt, als ik straks 35 ben'. Ik had intussen rond mijn 16de/17de jaar ergens op een zolderkamertje Miles Davis uit een speaker horen knallen. En ik dacht toen: 'Jeetje, als dát ook met een trompet kan…. Mijn hemel!' Het was een ware inslag, waardoor ik ineens helemaal in de jazzmuziek verzeild raakte. Dus dat moest het worden op het conservatorium. Ik ben ook op trompet afgestudeerd, maar kwam via een bijvak met koordirectie in aanraking. En toen dat gebeurde, vielen alle puzzelstukjes in elkaar. Vanuit mijn belangstelling voor jazz deed ik veel aan close-harmony en popmuziek. Ik had daar ontzettend veel lol in. Toen ik mijn examen voor dit bijvak moest doen, zei de commissie: 'Hans, je bent geslaagd. Maar daar hebben we nog wel wat aan toe te voegen: we raden je dringend aan koordirectie als hoofdvak te kiezen'. Daar moest ik stevig over nadenken. Ik zou me met heel andere genres moeten gaan bezighouden dan jazz. En dat was wel even schakelen. Mijn docent Jos Vermunt heeft me toen over de streep getrokken. Ook hij heeft als docent verschil gemaakt door te zeggen: 'Probeer het gewoon een half jaar. Als je Bach en consorten echt niet ziet zitten, dan hou je er gewoon weer mee op'. Ik kan me nog heel goed mijn eerste koorrepetitie herinneren. Ik weet nog precies welk stuk op de lessenaar lag; Cinq Hymnes van Ton de Leeuw. Van Jazz- en popmuziek krijg je een kick, maar door klassieke muziek word je geráákt; je wordt bij je lurven gepakt. Het was een schok. En toen wist ik het gelijk; hier hoor ik thuis."

Met La Petite messe Solenelle sluit De Wilde zijn carrière bij Cappella Bronckhorst af. Wat heeft hij met het stuk?
"Ik beschouw het als een fraai uitroepteken, een mooie toef slagroom op de taart. Ik voel een soort pretentieloosheid bij Rossini, die mij enorm aanspreekt. Ik heb pas nog de Hohe Messe van Bach gedirigeerd. Dat gaat zoveel dieper; dat is enorm gelaagd; schitterende muziek. Maar het is af en toe ook heerlijk om ter afwisseling Rossinini te doen; even geen intellectualiteit. Je komt plekken tegen van een grote eenvoud en schoonheid. Prachtig! Al heel snel in zijn leven was hij gevierd. Daarna heeft hij praktisch niet meer gecomponeerd. Hij schreef nog wel stukjes voor de soirees die hij thuis gaf; flinke feesten en bacchanalen volgens mij. La Petite messe Solenelle heeft hij gecomponeerd voor slechts twaalf zangers (verwijzend naar de 12 apostelen) met één of twee vleugels en een harmonium als begeleiding. Het was geschikt om in de huiskamer op te voeren."

Hoe verhoudt die kleine schaal zich tot de enorme omvang van het gelegenheidskoor waar Cappella Bronckhorst haar jublileumjaar mee gaat afsluiten? Er doen zo'n 300 zangers mee aan de uitvoering op 8 februari.
"Dat kan het stuk goed hebben. Toen de uitgever het destijds onder ogen kreeg, was hij direct laaiend enthousiast en wilde het uitgeven voor groot koor met orkestbegeleiding. De omvang van het koor maakte Rossini niet zo gek veel uit; hij is operacomponist. Maar orkestbegeleiding zag hij niet zo zitten. Hij heeft het dus wel geschreven, om zijn uitgever een plezier te doen, maar hij heeft zich er eigenlijk met een Jantje van Leiden afgemaakt. De begeleiding die op het concert te horen zal zijn had veruit zijn voorkeur."

Waar kijkt Hans de Wilde met trots of extra plezier op terug?
"Dat zijn vooral de concerten geweest, die zó goed gingen dat het koor er een boost door kreeg. We hebben twee keer het Requiem van Verdi gebracht. Dat waren fantastische concerten. Hetzelfde geldt voor de Messiah en het Requiem van Fauree. Dat soort concerten tilden ons op. Dat is het mooie van zingen. Geen enkel instrument kan in samenspel zoveel in een ziel teweeg brengen als de menselijke stem. Als dat goed lukt, is die ervaring zó verbindend! Dat is haast met geen pen te beschrijven, maar tegelijk zó goed voelbaar voor zanger en publiek."

De invloed van een aantal leraren is evident geweest voor zijn vorming, zo legde Hans de Wilde uit. Ook een dirigent is een soort leraar. Is het de dirigent in die hoedanigheid gelukt om verschil te maken?
"Ik hoop dat ik de vertaling van de noten, de beleving van hoe fraai de muziek is, heb kunnen doorgeven aan het koor, zodat het koor op zijn beurt die schoonheid weer kan overdragen aan het publiek. Het gaat mij primair om bezieling. Een technisch perfecte uitvoering is een knappe prestatie. Maar waar je voor moet waken is dat je de ziel van de muziek laat spreken."

Kijk voor tickets bij de Hanzehof en meer informatie op de sites.


www.cappellabronckhorst.nl

www.meezingrossini.nl