Kers

Sneeuw tikt op het dakraam en klinkt als regen, in bed Google ik 'kersttaart' en krijg nachtelijke trek; bombes, bomen en botercrème. Arretjescake, Santa-glazuur en sterrenbladerdeeg. Het extra dekbed dat ik bovenop de hoes gooide is zo wit als de straat, en slagroom. Terwijl ik leegte met digitale pudding en chocoladesaus vul, heeft in de kamer naast mij najaarsmoeheid de overhand. Zal ik naar beneden om de volkorenstol met noten alvast aan te snijden? Om rondom de spijs bovenop een dikke laag boter plakjes oude kaas te leggen en dan 'smakelijk' tegen mezelf te zeggen?

De kou houdt me tegen, elke nacht denk ik nog nooit zo behaaglijk te hebben gelegen. Ongeveer net nadat als laatste het puntje van mijn neus eindelijk ontdooit en ik zodoende het dek van mijn oren trekken kan. Ja, het extra dekbed dat ik bovenop de hoes gooide is zo wit als ijsberen, en ijstaarten. Middernachtelijk schuif ik het richting mijn voeten, tegelijk met oververhitte dromen over jaren die zo snel verdwijnen als voorzichtige laagjes sneeuw.

Ik scroll verder door de online bakkerij en vind niets en alles van mijn gading, zoetstof verwordt tot piste en framboos tot Nordmann. Ja, het extra dekbed dat ik bovenop de hoes gooide is zo wit als poedersuiker, en rolfondant. Er duwt een sneeuwvlok op mijn oogleden, ik probeer hem weg te blazen maar het blijkt plaksneeuw te zijn. Het weertype drukt me in slaap en ik droom van skiënde taarten en een haard vol mistletoe.

In mijn droom vergeet ik dat ik eigenlijk niet skiën durf en daarom daal ik vrolijk af naast alle mogelijke lekkernijen. De kou zorgt ervoor dat ze stevig overeind blijven, en wanneer ze voorover hellen is dat een bewuste pose. Er wuift een gebakje met een gewei naar me en vlak daarna word ik ingehaald door een vegan-vruchtenschnitt. Net bekomen van de schrik stuit ik welhaast op een kerstboom-tompouce om tegelijkertijd in de skilift een marsepeinen engel te zien zweven. Wanneer ik daarvan struikel en val, blijkt de vallei gelukkig mijn extra dekbed te zijn.

Een rendier-cupcake biedt me zijn slede aan, zijn teugels zijn kaneelstokjes en ik steek mijn voeten in laarzen van peperkoek. Over mijn verkleumde benen legt hij het dekje dat zijn rug net nog bedekte. Het is zo wit als wolken, en onbeschreven kerstkaarten. We suizen naar beneden langs een berm van witte chocolademousse. Als we er zijn geeft hij me een kers en zegt: "Lieverd; alle taarten zijn goed, als deze erop past."

Er komt een sneeuwschuiver voorbij, ik neem plaats achter zijn verlaten stuur. De kers leg ik voorzichtig in mijn schoot, slingerend door de straten verzamel ik mijn afgelopen jaar. In de schuiver ligt alles dat niet smelten mag. Aan het einde van de rit stapel ik mijn herinneringen zorgvuldig op en plaats daarna de kers op de top.

Wanneer ik wakker word blijkt het extra dekbed aan mijn voeteneinde zo wit als de liefde, en de hoop. De geur van cake trekt me naar beneden. "We hebben gebakken mam, en die kers is de neus van Rudolf. Schattig hè?"