Jan ten Have tussen Mies en Diny, daarnaast Gerard Meijrink
Jan ten Have tussen Mies en Diny, daarnaast Gerard Meijrink Foto: Willy Hermans

Evacuées uit Westervoort al 70 jaar op bezoek bij Jan ten Have

Hengelo - De geëvacueerde familie Meijrink uit Westervoort kreeg tijdens de hongerwinter de boerderij van Evert-Jan ten Have aangewezen als verblijfplaats. Sindsdien is het contact tussen de twee families altijd blijven bestaan. Op 12 februari vierden ze dat ze elkaar al 70 jaar kennen en kwamen de drie kinderen van de familie Meijrink weer op bezoek bij Jan ten Have in Varssel.

In Westervoort kon de familie Meijrink niet blijven. Na de Slag om Arnhem lag het dorp in de frontlinie. De Duitsers hadden zwaar veldgeschut in boomgaarden gestationeerd, om uit het zicht van de geallieerden te blijven. Nadat deze de kanonnen toch ontdekten, verlieten de Duitsers hun stellingen. Desondanks moesten alle inwoners het dorp verlaten. Als evacuatieplaats werd Hengelo (Gld) aangewezen. Pa Meijrink wilde niet weg. Hij was een optimist en dacht dat het snel voorbij zou zijn, niet wetende dat het nog een lange winter zou worden. Toch was het achteraf wrang, dat er na het vertrek niet meer werd geschoten in Westervoort.
Eerst vertrok de familie niet naar Hengelo, maar in december 1944 naar familie in Rheden. Met twintig man zaten ze in het huis van de zus van de ziekelijke ma Meijrink. Dat was geen houdbare situatie en nadat het eten op was, moesten vader, moeder en de drie kinderen Gerard (1932), Miesje (1935) en de pas 1½-jarige Diny in januari alsnog naar Hengelo. De spullen werden op een vrachtauto met gasgenerator geladen, want benzine was er niet meer.
In Hengelo kwamen ze in het voormalige hotel Witte, dat in eigendom van Klem was. Daar kwamen ze in een bovenzaal, elk gezin had een eigen hoekje. Gerard Meijrink vertelt: "Sommigen zaten er al maanden, vooral grote gezinnen die moeilijk geplaatst konden worden. Beneden stond een potkachel waarbij om een plaats gevochten werd. Achter het pand stond een gaarkeuken, het eten kwam van de zuivelfabriek waar het werd gestoomd. Meestal was het koolraap of wortelen. Dat heb ik na de oorlog nooit meer gegeten."
Op 12 februari kwam het bericht dat de familie naar de boerderij van Ten Have in Varssel kon. Miesje Meyrink: "De bakker Jan Tijdink regelde dat. Andere families waren boos, omdat zij er veel langer zaten, maar moeilijker te plaatsen waren. We werden door Ten Have met paard en wagen opgehaald. Daar kregen we eindelijk weer goed te eten. De eerste dagen ging een grote hengselpot vol aardappelen helemaal op. En we konden eindelijk weer buiten spelen."
Het werd even inschikken. De familie ten Have bestond uit zes personen: opa, Hendrik-oom, Evert-Jan en Diene en hun twee kinderen Jan en Dina. Door de uitbreiding met vijf sliepen er meerderen in de bedstede. De familie Meijrink sliep in het varkenshok. Dat was niet ideaal, maar daar zeurde niemand over. Evert-Jan had een boerderij met vier koeien, varkens, kippen en een paard.
Veel mensen uit het westen struinden de boerderijen in de Achterhoek af voor eten. Ook bij de familie Ten Have. Ondanks het volle huis kregen de mensen altijd wat. Jan ten Have: "Mijn moeder stuurde elke 14 dagen een groot roggebrood naar de familie Eggermont in Vlaardingen. Dat bracht ze naar het postkantoor. Later hoorden we dat die broden wonder boven wonder elke keer waren aangekomen".
Helemaal krap werd het toen in maart ook nog 14 Wehrmachtsoldaten werden ingekwartierd. Ze sliepen op de hilde, maar wilden af en toe ook gebruik maken van het fornuis om de glühwein te verwarmen. Diny: "Soms waren ze dan zo dronken, dat ze achterover vielen. Ze zaten ook onder kleerluizen. Onder hen was en Rus, die danste op de hurken. De commandant noemde mij 'Rote Fuchs', vanwege mijn rode haren. Ze waren brutaal, maar veel last hadden we niet. Ze hadden ook een hekel aan Hitler. Ze hingen een foto van zijn kop aan een spijker en daar schoten ze op. Een van de soldaten was al zijn vingers kwijt, hij was amper 18. Ik heb net als Jan nog een doosje kleurpotloden van hen gekregen, dat heb ik nog steeds."
Vader Meijrink moest voor de Todt graven in het Kloosterbos. In maart was de hele groep weggevoerd via Zutphen naar Zeddam om daar stellingen te graven. Niemand wist waar hij was. Pas na 14 dagen kwam hij terug.
In de buurt verbleven op de meeste boerderijen evacuées uit Westervoort. Zo ook bij de buren Wassink, waar de broer van moeder Meijrink zat. Op 1 april, Eerste Paasdag, zaten ze met zijn allen bij Wassink, toen de eerste pantserwagen met Canadezen vanuit Varssel kwam. Jan kan zich die dag nog goed herinneren: "Eerst was er één pantserwagen, later meer. De mensen kwamen met witte zakdoeken naar buiten ten teken dat alles veilig was. Bij Grotenhuys hadden drie Duitsers zich in een hooiberg verstopt, zij werden gearresteerd. Langs ons huis liepen twee Duitsers. Later hoorden we dat ze een fiets bij Buunk hadden gejat en dat zij 't Zelle waren doodgeschoten. We leerden in die dagen snel een paar woorden Engels: "Chocolate for eggs?".
De familie Meijrink bleef nog meer dan een maand in Varssel. Miesje: "Pa ging alvast een kijkje nemen bij het huis in Westervoort. Op een fiets met massieve banden was hij een dag onderweg. Alles was leeggeplunderd, er was helemaal niets meer. Pa heeft het huis schoongemaakt en haalde wat spullen bij de familie uit Rheden. Half mei gingen we allemaal terug. We hebben maanden lang op een planken vloer geslapen. Alleen Gerard kreeg vanwege zijn spierreuma een ledikant. Onze ouders moesten op een formulier invullen wat er weg was en de waarde ervan. Dat kregen we dan in drie jaar uitbetaald. Ook waren er kijkdagen, waar spullen naar toe gebracht werden die Duitsers hadden weggehaald. Daar werd letterlijk om gevochten. Pa kwam met een fornuis die een slag groter was dan het oorspronkelijke."

Na de oorlog bleven de families elkaar opzoeken. De ouders leven niet meer en geleidelijk wordt het groepje kleiner, maar de familie Meijrink toont Jan ten Have nog altijd hun dankbaarheid voor de gastvrijheid in barre tijden.