Afbeelding

A.L. Snijders | Landschapschilder

Opinie

Soms komt er een motorrijder op bezoek. Het begint met raden, een motorrijder is onherkenbaar. Zijn motor maakt veel lawaai, hijzelf lijkt op een robot in een griezelfilm. Ik weet dat ik hem ken, maar ik herken hem nooit. Hij kan een vrouw met een baard zijn of een dwerg uit circus Barnum & Baily, ik herken hem pas als de motor zwijgt en hij zelf zijn helm heeft afgezet.

Gisteren hoorde ik een BMW naderen. Het duurde lang voor hij op zijn standaard stond en de berijder zich ontpeld had. Omdat hij begreep dat ik in het duister tastte, terwijl hij wist dat we elkaar dertig jaar niet gezien hadden, riep hij al op grote afstand onze namen, onze jaartallen en onze werkgever (een politieschool). Helaas moest het hierbij blijven, want ik had een krappe afspraak met de tandarts, die altijd vermeldt wat je moet betalen als je te laat afzegt. Ik heb vroeger ook op motoren gereden. Ik moest wennen, ik had aanvankelijk de neiging te fors te remmen. Ik herinner me dat ik eens de kunstschilder Gerrit P. bij een bushalte zag zitten, terwijl ik met grote vaart passeerde. Ik remde impulsief, ging bijna onderuit, maar maakte van de zwaai gebruik om terug te rijden. De kunstschilder had alles gehoord en gezien, maar verroerde zich niet. Hij zat op de grond met rechte rug, hij keek voor zich uit, Boeddha in Holland. Ik was geïrriteerd en dankbaar dat ik nog leefde. Ik zei: “Zo landschapschilder, waarom reageer je niet als ik terwille van jou bijna verongeluk?” Hij zei: “Ik herkende je niet.” Ik antwoordde: “Dat kan niet, want ik herkende jou wel en omdat er evenwicht moet zijn in de kosmos herkennen mensen elkaar of herkennen elkaar niet, daartussen kan niets zijn.” Hij haalde zijn schouders op bij deze esoterische redenering. Ik vroeg: “Waar ben je geweest?” Hij zei: “Bij de gekkendokter, je weet toch dat ik in therapie ben?” Ik zei: “Wat doe je daar dan?” Hij zei: “Praten, praten, praten.” Ik boog me naar hem toe en zei: “Ik moet je iets bekennen, ik heb geen problemen. Ik ben een huls, een buitenkant, leeg van binnen, een omlijnde windstilte.” Op dat moment stopte een dinosaurus op twee centimeter van mijn achterwiel. Ik schrok, het was de bus. De chauffeur en de landschapschilder lachten. Ik nam het ze niet kwalijk.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant