Bernard Luimes. Foto nos.nl
Bernard Luimes. Foto nos.nl

Jehova’s getuigen geëxecuteerd

Algemeen

75 Jaar Bevrijding

Door Willy Hermans

HENGELO/VORDEN - Op 1 april 1945 is Hengelo bevrijd, maar wat gebeurde er in die maanden erna? Wekelijks volgen we met behulp van krantenknipsels en archiefstukken de loop van de gebeurtenissen in de zomer na de bevrijding waarin de oorlogstijd nog zijn sporen naliet.

Hengelo, 18-24 juni 1945
Een droevig bericht in de loop van juni dat er een graf in Vorden was ontdekt met drie vermoorde mannen, waaronder Bernard Luimes uit Hengelo. Samen met Albertus Bos uit Doetinchem en Anton Remeijer uit Deventer was hij op een avond in oktober 1944 geëxecuteerd door de Duitsers in de tuin van Huize Selsham aan de Zutphenseweg, na gruwelijke martelingen te hebben moeten doorstaan. Ze hadden niets misdaan maar werden gedood omdat zij weigerden hun geloof in en trouw aan Jehova af te zweren. Geen enkele groepering had het tijdens de oorlog op grond van geloof of levensovertuiging zo moeilijk als de Jehova’s getuigen. De vervolging van deze relatief kleine groep was even stelselmatig als die van de joden en zigeuners. In de loop der oorlogsjaren belandden honderden Nederlandse Jehova’s getuigen in gevangenissen of concentratiekampen en tientallen hebben het niet overleefd. Hoewel ze in veel gevallen eigenlijk tamelijk gemakkelijk vrij hadden kunnen komen: het ondertekenen van een briefje dat ze hun geloof afzwoeren was vaak al voldoende. De meesten weigerden.

Onderduiken
Gevolg van die standvastigheid was wel, dat de Jehova’s getuigen hun predikwerk in het geheim moesten doen en dat velen gedwongen waren onder te duiken. Bernard Luimes was getrouwd met Gardina Kettelarij, een gezin met 15 kinderen uit Linde. De oorlog spleet het gezin. Vader was lid van de NSB, twee zonen meldden zich bij de Landwacht, een ander was commandant bij de WA, een vierde (Chris) had zich aangesloten bij de Waffen-SS. Moeder daarentegen was Jehova’s getuige, evenals twee dochters en twee zonen, waaronder Evert. De grote tegenstellingen leidden nauwelijks tot discussie is huize Kettelarij. Evert: "Dat is bijna niet te geloven als je dat zo hoort, maar we hadden het er eigenlijk nooit over. We leefden zo’n beetje langs elkaar."
Evert dook onder toen hij werd opgeroepen voor werk aan de Duitse verdedigingslinie. Na een week keerde hij terug naar de boerderij waar hij werkte, maar intussen had de boer hem al aangegeven. Hij werd gearresteerd, verhoord en door de Duitsers meegenomen naar Huize Selsham in Vorden, het huis van burgemeester Arriëns, maar na diens vervanging door een NSB-burgemeester het hoofdkwartier van de SD-afdeling Strijd tegen het Geestelijk Verzet. Maar eerst gingen de Duitsers langs Everts zwager Luimes in Hengelo, omdat ze vermoedden dat Bernard medeplichtig was aan het onderduiken van Evert. Aan de Ruurloseweg in Hengelo troffen ze niet alleen Luimes aan, maar ook Bos en Remeijer, die daar toevallig op bezoek waren. De vier mannen werden afgevoerd naar Vorden wegens 'bezit van anti-Duitse literatuur'.

Executie
Commandant van de SD-eenheid in Vorden was Ludwig Heinemann, SS-Untersturmführer die later bekend werd als de ‘Beul van Zutphen’. Heinemann zelf leidde de verhoren van de vier gevangenen, waarbij zij flink werden geslagen. Kettelarij zag zijn zwager in een andere kamer hevig bloedend op de grond liggen. Ze begonnen hem weer te ondervragen en te slaan. Plotseling gaven de Duitsers het op en Kettelarij werd afgevoerd naar de gevangenis van Zutphen. Na een week in de gevangenis werd Kettelarij afgevoerd naar Duitsland, waar hij de rest van oorlog als boerenarbeider te werk werd gesteld. De drie andere mannen verging het veel slechter. Zij bleven weigeren de vragen van Heinemann te beantwoorden of de antwoorden waren niet naar zijn zin. Tot de commandant er tenslotte genoeg van kreeg en zijn mannen een kort bevel gaf: “Umlegen!” Het drietal werd zonder pardon in de tuin met machinegeweren neergemaaid, terwijl ze niets hadden misdaan. Een graf werd hen niet gegund. De Duitsers gooiden de lijken in een kuil en bedekten die met zand en bladeren. Pas in juni 1945 werden de stoffelijke resten ontdekt en op 18 juni 1945 herbegraven op de Vordense begraafplaats.

Bronnen: Gemeentearchief Hengelo Gld., de Gelderlander en nos.nl.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant