Afbeelding
Foto: Nick Oostendorp

Column Eva Schuurman - Plooien

Algemeen

Plooien

"Mam? Wanneer ga je eigenlijk weer sporten?" vraagt ze vanaf de bijrijdersstoel. De blik van haar 10-jarige ogen snijdt zich door mijn post-zwangerschapsbuikje. "Waarom vraag je dat?" hoor ik mezelf zeggen, terwijl ik het eigenlijk ook wel weet. Ze is zich nu al bewust van haar uiterlijk, kiest zorgvuldig oorbellen uit en baalt ervan dat deze nog niet voorbij haar oorlellen mogen komen. Want hangers zijn er, vindt haar moeder, voor wanneer je zo min mogelijk de kans maakt ergens achter te blijven hangen.

We praten over innerlijk en hoe dat eigenlijk het enige is waar het uiterlijk om draait. Ze begrijpt me en bedoelde het niet slecht, maar dat buikje had ik eerst niet. En dan vraag ik me af wanneer het gebeurd is, wanneer ze voor de spiegel ging staan en kritisch werd. Zoveel sneller was het dan bij haar grote zus, die nog altijd zelf relativerend lacht om ieder gebrek.

Ik weet nog dat het zo rond mijn elfde jaar was dat ik zwaar tevreden elke blik in de spiegel met mijzelf deelde, me nog niet bewust van mode idealen en succesverhalen. Ik geloof niet dat ik wist wat cellulitis was en dat je geen model worden kon beneden een bepaalde lengte. Wat was mijn blijdschap met mezelf puur, wat vonden mijn twee zussen mijn tevredenheid irritant en wat was er nog weinig aan de hand.

Drie versies vrouw wonen er inmiddels in ons huis; de oudste prachtig nonchalant, de middelste wonderschoon bewust en de jongste nietsontziend oprecht. Jaloers en trots kijk ik naar haar en denk: 'Had ik dat maar; dat ik nu heel hard durfde huilen omdat mijn buik zeer deed, ik boeren moest of mijn oor ineens dubbel lag. Dat ik wars van wat een situatie nodig had gewoon dacht aan wat ik nodig had, en dat dan liet blijken.'

Dan had ik misschien wel gehuild om de blik op mijn buik en de eerlijke vraag van een kind. Zoals haar zusje hartverscheurend huilde toen papa zo onbesuisd juichte om een derde doelpunt op televisie en zij daar zo hulpeloos van schrok. Tijdens het troosten dacht ik: 'Waarom word ik tegenwoordig eigenlijk boos als ik ergens van schrik? Wanneer maakte dat plaats voor puur, impulsief huilen?'

Ik zou best, voor één dagje, in die wandelwagen willen liggen hoor. Oké, het heeft wellicht iets met opgebouwde vermoeidheid en een haperend lijf te maken, maar gewoon zo'n dagje vertroeteld naar de lucht staren lijkt me intens heerlijk. Zo'n dagje dat er vertederd in mijn bovenbenen geknepen wordt en iemand stralend de plooien op mijn dijen telt. Zo'n dagje dat er niemand vraagt wanneer je weer sporten gaat, maar juist of je nog iets eten wilt. Omdat ze zo blij zijn dat je zo goed groeit. En dat je op zo'n dagje dan snikken mag zonder uitleg, ingestopt wordt en toegelachen. Zo'n dagje. Een dagje kirren van genot en gillen van plezier. Zoals je dat eigenlijk elke dag doet, zo'n beetje van binnen, omdat je drie meisjes hebt die anders zo schrikken van je stem.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant